Artikel 41 strafrecht

Noodweer;

1. Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, we-derrechtelijke aanranding.

2. Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt. SR 259, 290, 291.

45.1. BEGRIP NOODWEER.

Ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding duidt niet alleen op gedragingen, welke kunnen worden beschouwd als een feitelijke aantasting van eigen of eens anders lijf, eerbaar-heid of goed, maar ook op gedragingen welke een onmid¬delijk dreigend gevaar voor zodanige aantasting opleve¬ren. HR 2 FEBRUARI 1965. NJ 1965. 262.

Onjuist is de mening, dat slechts bij bedreiging met ern¬stige letsel sprake kan zijn van wederrechtelijke aanranding van de bedreigde, of dat hij in ogenblikkelijk levensgevaar moet hebben verkeerd. HR 22 NOVEMBER 1937. NJ 1938, 990.

Bij het ontbreken van een ogenblikkelijke aanranding, kan er geen sprake zijn van een geboden noodzakelijke verdediging.

1, titel III

Verdachtes beroep op noodweer is terecht verworpen op grond dat er voor verdachte geen feitelijke belemmeringen bestonden om het gevecht met zijn slachtoffer uit de weg te gaan. HR 9 oktober 1979. NJ 1980. 45.

Na het willen en wetens uitlokken van agressie bij zijn tegenstanders. kan het ter verdediging schieten op de aan¬vallers waardoor er een wordt gedood niet worden gerecht¬vaar¬digd met een beroep op noodweer. HR 1 juli 1987. NJ 1989. 389.

45.2 noodweer exces.

Wanneer men zich aan een aanranding kan onttrekken. Is de verdediging daartegen niet noodzakelijk: Het beroep op noodweer moet worden afgewezen. Het beroep op noodweer exces faalt dan ook. Dit kan zich slechts voordoen. Wanneer de verdediging zelve noodzakelijk was. HR 15 januari 1957. NJ 1957. 187.

Verdachte loste 3 schoten op zijn aanrander. Die kreunend bleef liggen. 7 minuten later stond deze waggelend op. Waarna verdachte een dodelijk schot loste. Bij dit schot was er geen noodweer. Evenmin noodweer exces. Daar de aanrander reeds betrekkelijk lang geeindigd was. HR 22 november 1949. NJ 1950. 179.

Een hevige gemoedsbeweging omvat ook drift. Er moet zijn een staat van noodzakelijke verdediging. HR 24 juni 1895. W 6699

Een beroep op noodweerexces. Kan niet worden verworpen op grond dat op het moment van het begaan van het feit geen grond voor noodweer meer bestond (n.l. de hem bedreigende aanranding al was geeindigd door ontwapening van de aanrander). Nu de hevige gemoedsbeweging waarvan het door verdachte begane geweld het onmiddelijk gevolg is geweest. Veroorzaakt kon zijn door de onmiddellijk voorafgaande aanranding. Die wel noodweer rechtvaardigde. HR 24 april 1984. NJ 1984. 731

HR 4 MEI 1936. NJ 1936, 775.

De enkele vrees, dat men zal worden aangerand door iemand, die een dreigende houding aanneemt, rechtvaardigt niet om zelf tot aanval over te gaan. HR 8 FEBRUARI 1932, NJ 1932, 617: HR 2 DECEMBER 1929, NJ 1930, 225.